Citroenflensjes is een origineel nagerecht dat niet iedereen op tafel zet. Hiermee kun je dus echt voor de dag komen. Het vereist wel wat vakmanschap, maar het resultaat is geniaal, zeker als je ze aan tafel flambeert. Serveer met een bolletje ijs.
- 4 citroenen
- 1 sinaasappel
- 1 zakje vanillesuiker
- 150 gram poedersuiker
- 4 eetlepels suiker
- 1 borrelglas cognac
Voor de flensjes:
- 100 gram bloem
- 2,5 dl melk
- 1 ei
- 30 gram boter
- zout
- suiker
Rasp 1 van de 4 citroenen. Schil de andere 3 en de sinaasappel. Snijd het vruchtvlees in stukjes en doe in een kom. Voeg de poedersuiker toe, meng goed en laat ander half uur staan.
Zeef de bloem in een kom en voeg wat zout toe. Roer het ei erdoor en voeg de melk met scheutjes toe. Klop met de garde totdat er een glad beslag is ontstaan. Smelt de boter, maar laat ze niet heet worden. Voeg de gesmolten boter en de geraspte citroenschil bij het beslag, roer ze er goed door en laat het beslag een uur rusten.
Doe de gemarineerde vruchten in een pannetje, zet dit op laag vuur. Pers de laatste citroen uit en voeg het sap toe aan de vruchten, samen met de vanillesuiker en drie eetlepels water. Breng het mengsel onder voortdurend roeren aan de kook en laat het 15 minuten koken. Je krijgt dan een dikke puree. Bewerk deze met een vork om de vruchten klein te maken.
Zet een koekenpan op het vuur. Voeg een heel klein beetje boter toe en als deze heet is, giet er dan een klein beetje beslag in. Bak het flensje aan een kant bruin, keer het dan om en bak de andere kant.Bij de volgende flensjes hoef je geen boter meer in de pan te doen. Er zit voldoende boter in het beslag. Als je hele dunne flensjes wilt, giet dan het beslag uit de pan terug in de kom zodat de bodem helemaal en flinterdun met beslag is bedekt.
Als de flensjes gebakken zijn, bestrijk je ze met wat vruchtenpuree, rol ze op en leg ze op een mooi plat bord. Strooi er wat suiker over en giet er wat cognac bij om ze te flamberen.